In de nieuwe steentijd was het aardewerk altijd uitbundig versierd geweest. In de daaropvolgende bronstijd is dat veel minder het geval. Het aardewerk wordt dikker en de vormen van de potten veel lomper. Om dikwandige potten goed te kunnen bakken moet de klei vermengd worden met ander materiaal zoals gebakken klei, stro, schelpen of steengruis. De aardewerkscherven die uit deze periode op Klein Steelhoven gevonden zijn, waren gemengd (‘gemagerd’) met kwartsgruis en –brokjes, zoals gebruikelijk was in de middenbronstijd. De scherven zullen vooral van opslagvaten afkomstig zijn. Op de foto een gaaf exemplaar, gevonden in Haps.