In de Molenbuurt is een inheems-Romeinse (boeren)nederzetting gevonden. In totaal zijn vier gebouwen en vier schuurtjes blootgelegd. Eén van de gebouwen had een porticus, een overstekende dakrand, die gesteund werd door een rij van houten pilaren. Dat gaf het gebouw een voornaam, Romeins uiterlijk. Waarschijnlijk werden onder deze dakrand voorraden, gereedschap en brandhout opgeslagen. Twee gebouwen hadden een verdiepte stalvloer; dat wordt wel gezien als een voorloper van de potstal. Het vee stond daarin op een mengsel van bosstrooisel en heideplaggen, dat steeds werd aangevuld als het te nat werd. Na verloop van tijd werd het mestmengsel op het omliggende akkerland uitgereden. Er werd gerst, emmertarwe en pluimgierst verbouwd. Het vee kon als het in de wei stond drinken uit een beekje, de Leijsenseloop. De bewoners zelf hadden één of meerdere waterputten.