De bossen werden vanuit hooggelegen open plekken ontgonnen. Daarbij verplaatsten de boeren, telkens als er weer een stuk land ontgonnen was en hun huis ‘versleten’ raakte, hun boerderijen naar de rand van de akker. Zo kon al het bouwland benut blijven en hoefden de besten, als ze aan de rand van het bos graasden, niet te veel verplaatst te worden. In de loop van de eeuwen wandelde de nederzetting zo door het terrein. Zo’n wandelend dorp is teruggevonden in Vrachelen (Vlinderbuurt). In de 8e eeuw liggen de boerderijen, in groepjes van 3-5, min of meer verspreid op de akker. Vanaf die tijd (fase 2) schuiven de boerderijen steeds een stukje op en komen ze meer in een lint te liggen, op regelmatige afstanden van elkaar. (fase 3 en 4). Tenslotte wordt in de 13e eeuw het gehele lint ongeveer 200 meter in oostelijke richting opgeschoven naar de Hondstraat en de Veekenstraat, aan de rand van de akker (fase 5). Fase 1 betreft waarschijnlijk een andere nederzetting, mogelijk Den Hout of Ter Aalst, waarvan wij de verplaatsingsfases nog niet hebben gevonden.