Vanaf de vroege middeleeuwen worden er al tienden geheven. Het is de bedoeling dat men 10% van zijn inkomen afdraagt aan de kerk. De opbrengst wordt dan weer besteed aan de bouw en het onderhoud van de kerk, het levensonderhoud van de priester en diaken, aan de school en de armentafel. Van die schone theorie komt in de praktijk niets terecht. De tienden komen bijna allemaal in het bezit van de adel of van schatrijke abdijen. In 1563 komen de bestuurders van de Baronie van Breda met een plan. Ze willen een deel van de tienden besteden aan onderwijs voor arme kinderen uit de dorpen van de Baronie. De prins van Oranje, die heer van Breda is, schaart zich achter dit plan en vraagt de abdis van Thorn of mevrouw daaraan mee wil werken. Niet dus. De abdis en haar dames willen alles zelf houden.