Tussen 1570 en 1794 veranderde de bestuursstructuur nauwelijks. Er was een schout die tevens kastelein (=kasteelbewaarder) was en zeven schepenen. Schout en schepenen vormden de magistraat. Zij bestuurden de vrijheid, zij spraken recht en stelden de belastingen vast. Ze werden bijgestaan door een secretaris. De schout werd aangesteld door de heer; de schepenen werden door de heer aangesteld op voordracht van de schout. De schepenbank in Oosterhout was bevoegd om in strafzaken recht te spreken. Strafbare feiten werden meestal beboet. Op een vuistslag stond zeven stuiver. Veel hogere boetes kreeg je als je met een wapen iemand letsel toebracht. Wie een inbraak pleegde, verbeurde zestig pond. De pijnbank mocht worden gebruikt als iemand verdacht werd van brandstichting of diefstal uit de kerk. De Oosterhoutse schepenen mochten ook beslissen over leven of dood.