In het ‘buyndertaalboeck’ van 1580 is nog maar sprake van drie pottenbakkers en een pannenbakker. Toch gaat het met de handel steeds beter. In 1585 wordt het verboden om scherven van potten en pannen in de Vaart (haven) te gooien; kennelijk werden de hoeveelheden scherven zo groot dat de schippers er last van kregen. In de jaren daarna komen we steeds meer namen van pottenbakkers tegen. In 1594 importeerden twee potmakers samen niet minder dan 4.644 kg potlood, nodig om loodglazuur te maken. In die tijd wordt er zowel klei als aardewerk uitgevoerd naar Breda, Holland en elders.