Jan Adriaenszoon Cuyper dient in 1594 een verzoekschrift in bij de Raad van Brabant in Brussel. Hij is in Oosterhout geboren en lang soldaat geweest in het leger van graaf Maurits. Hij heeft dus gevochten aan de kant van de geuzen of rebellen. In Spaanse ogen is deze man dus fout geweest. Nu is hij tot zijn verdriet onlangs ontslagen. Graag zou hij met zijn vrouw en kinderen weer in Oosterhout willen komen wonen. Vroom voegt hij er aan toe dat hij daar wil leven en sterven als een trouw onderdaan van onze moeder de heilige katholieke kerk. De Raad in Brussel heeft zo zijn twijfels. Is Jan wel echt katholiek is of is-ie dat alleen om den brode?. Aan ‘ketters’ heeft de Raad geen behoefte. Dit voorval laat zien hoe de reformatie de bevolking in groepen verdeelt. De scheidsmuren worden steeds hoger opgetrokken.