Het tussen 1353 en 1395 door Willem van Duivenvoorde jr. en zijn vrouw gestichte gasthuis in den Hout overleeft de Tachtigjarige Oorlog niet. Het wordt door de rondtrekkende troepen geplunderd en afgebrand. De ruïne wordt een schuilplaats voor onduidelijk volk. Deze mensen kamperen tussen de nog overeind staande muren. Ze doen wat het daglicht niet verdragen kan. Wanneer er in 1609 een wapenstilstand komt, willen de Houtenaren de kapel van het gasthuis herbouwen. Ze willen namelijk een eigen kapel. Dat moet dan een kerk worden, maar dat zeggen ze er niet bij. Dan zijn ze los van Middelwijk. Hebben ze niks meer te maken met de pastoor daar en krijgen ze eigen pastoor. Het schone plan gaat niet door. Den Hout wordt pas een zelfstandige parochie in 1787.