De betekenis van scheldwoorden verschilt al naargelang plaats of tijd. Wat nu nauwelijks meer als een scheldwoord wordt ervaren, kan in de zeventiende eeuw neerkomen op een zware belediging. In februari 1666 komt Mattheus van Pel aan huis bij de 82-jarige Cornelis Gerritssen Vermeer. De man doet wat iedereen in de winter overdag doet: rustig zitten bij de haard om een beetje warm te blijven. Van Pel heeft nog geld van Vermeer te goed maar dat heeft-ie niet bij de hand. Er komt ruzie van en Van Pel scheldt Vermeer uit voor hoerenjager, schelm en fielt. Dit wordt zo hoog opgenomen dat Vermeer daar aangifte van doet bij de schout. Ook woorden als dief en ‘guit’ zijn zware scheldwoorden waarmee men iemand in zijn of haar eer aantast. En eer weegt zwaar in die samenleving van boeren en burgers.