De prins van Oranje vaardigde op verzoek van schout Snellen een verordening uit, waarin de pottenbakkers in een gilde werden verenigd. Daarmee wilde hij een eind maken aan de ‘confusues’, de ruzies, die de pottenbakkers onderling hadden. Het bestuur van het gilde bestond uit twee dekens. Zij kochten gezamenlijk het potlood in, dat uit Keulen, Schotland of Engeland afkomstig was, zodat dat voor iedereen even duur was. Ook was het voortaan verboden om leerjongens en knechten van andere pottenbakkers in dienst te nemen. Voor het aardewerk werd een vaste prijs afgesproken. Zo werd de onderlinge concurrentie gereguleerd. Alle 17 pottenbakkers tekenden de overeenkomst.