In 1680 wordt Thomas Claypole aangesteld tot ontvanger van Oosterhout en Terheijden. Dit is een ongehoorde nieuwigheid, want tot die tijd haalden enkele boeren het geld op. Bij zijn werk ondervindt hij dan ook veel tegenwerking, met name van zijn grote vijand schout Pieter Snellen. De kohieren die hij nodig heeft om de belastingen te kunnen innen worden zoals vanouds in januari opgemaakt. Het duurt echter soms tot november eer Claypole ze van de secretaris doorkrijgt. Pas dan kan hij zitdagen houden waar de Oosterhouters kunnen betalen. In 1682, wanneer hij voor zaken in Den Haag is, strooien Oosterhouters het valse gerucht rond dat hij er met het geld van de gemeente vandoor is. Maar hij zou achterhaald en daarna onthoofd zijn. Dit praatje circuleert overal in de Baronie. Op de afbeelding een rentmeester uit die tijd, niet Claypole dus.