De grondwet van 1798 voerde de burgerbewapening in, de voorloper van de dienstplicht. Burgers moesten actief hun land verdedigen, was de gedachte. In 1799 werd een op de drie mannen onder de wapenen geroepen, omdat er oorlog dreigde. In Oosterhout wachtten veel jonge mannen de loting niet af, maar kozen ze massaal het hazenpad. Landbouw en nijverheid stagneerden omdat er een tekort aan arbeidskrachten ontstond. Het dorpsbestuur smeekte het uitvoerend bewind in een lange brief om het reglement voor de gewapende burgermacht buiten werking te stellen. Dat gebeurde niet. Waarschijnlijk bleef een deel van de vluchtelingen ondergedoken tot de oorlogsdreiging voorbij was.