Vanaf 1806 bestond de leerplicht, maar wie niet naar school ging werd niet gestraft. Ieder kind moest schoolgeld betalen. Arme ouders konden dat niet, en ze konden bovendien het inkomen niet missen dat die kinderen verdienden. Arme kinderen gingen dus over het algemeen niet naar school. (Alleen op Catharinadal werd gratis lesgegeven aan arme meisjes) Op andere plaatsen waren er soms armenfondsen of gemeenten die het schoolgeld voor die betaalden, maar in Oosterhout gebeurde dat niet. De schoolopziener klaagde daar in 1825 over. Ook in 1842 gingen alle kinderen van bedeelde, en de dochters van minvermogende ouders (die werden niet bedeeld maar konden geen belasting betalen) niet naar school. Voor de zonen van minvermogende ouders betaalde de gemeente onder bepaalde voorwaarden het schoolgeld. In die tijd vond met onderwijs voor jongens belangrijker dan voor meisjes.