Terwijl er in de andere nijverheidstakken malaise heerste, bloeide de textielnijverheid. In 1811 kent Oosterhout een hoedenfabriek die vijftig mensen aan het werk houdt. De wollenstoffenkammerij heeft naast achttien knechts ook vier- tot zevenhonderd thuisspinsters aan het werk. Er was nog een lakenfabriek met tien werknemers en twee garentwijnderijen. Verder zijn er nog 11 zelfstandige linnenververs en 29 kleermakers. De textielnijverheid werkte vooral voor de regionale en de Zeeuwse en Hollandse markt.