In 1851 vond de gemeenteraad het nog niet nodig een Kamer van Koophandel op te richten. In 1866 lag dat anders. Burgemeester van Beugen was er op tegen, omdat de kosten groter zouden zijn dan de baten. De wethouders Fick en Rombouts, beide ondernemer, waren voor. S. Fick werd voorzitter, H.M. Smits plaatsvervangend voorzitter en A.E.A. baron van Goldstein (notaris) werd secretaris.