Het boerenland had mest nodig. De boeren gebruikten daarvoor de stalmest die hun eigen koeien produceerden, de menselijke mest uit hun eigen beerputten, maar ook straat- en tonmest, die ze doorgaans in de steden kochten en via de haven lieten aanvoeren. Wie veel mest kon bijkopen, kreeg een hogere opbrengst. De eerste echte kunstmest werd in Oosteind gestrooid door leden van de ‘Landbouwvereniging Oosteind’. Het was kali-houdende kunstmest. Boerenarbeiders, die het met de hand moesten uitstrooien, klaagden dat ze er opgezwollen en pijnlijke handen van kregen.