Naast dansen is de film ook na de oorlog heel populair bij de jeugd. De notabelen van Oosterhout zien de film als een bedreiging voor de goede zeden. In november 1946 wordt een plaatselijke commissie van toezicht ingesteld met daarin geestelijken, gemeenteraadsleden en de gemeentesecretaris. De vooroorlogse katholieke nakeuring van films, die nationaal al zijn goedgekeurd, keert terug. Vooral nieuwe bioscoopexploitanten worden met argusogen bezien. Wanneer M.J. van Wely-Luxembourg, die met haar man een rondreizende bioscoop exploiteert, in 1948 een vergunning aanvraagt voor filmvertoning in café De Nijs, keurt de commissie het plan af. Argument: het café voldoet niet aan de eis tot gescheiden toiletten.