De Sint-Vincentiusvereniging koopt een huis met tuin en richt dat in als weeshuis. Doorgaans verblijven er ongeveer tien arme wezen, die allemaal naar school gaan. Aan het weeshuis wordt een bewaarschool verbonden, waar arme moeders hun kleintjes in bewaring kunnen als ze buitenshuis aan het werk zijn. De inspectie was blij met het weeshuis. In 1877 constateerden ze dat alle kinderen naar school gingen en dat alle jongens een vak leerden. Weesmeisjes gaan na hun schooltijd over het algemeen als intern wonende dienstbode aan de slag.