In 1870 is er nog geen riolering. Hoofdonderwijzer Schets klaagt over de stinkende brandkuil op de Schapendries. De kuil lag vlak bij de school, en behalve hemelwater en huishoudelijk afvalwater liep er ook looiersafval in. Schets vroeg de kuil schoon te maken, ‘omdat de dampen die uit die kuil opstijgen hoogst nadelig zijn voor de gezondheid’ van zowel schoolkinderen als omwonenden. Dat argument was nieuw in Oosterhout: gezondheid en hygiëne in de openbare ruimte waren nog niet eerder zo duidelijk met elkaar in verband gebracht. Een oplossing voor het probleem werd de eerst jaren niet gevonden, want: als het looiersafval niet in die kuil mocht lopen, waar moest het dan heen?