Pijlpunten uit de bandkeramiek-cultuur, gevonden op de Houtse akkers, kunnen wijzen op contacten van de plaatselijke jagers en verzamelaars met de eerste boeren, die omstreeks 5300 v. Chr. vanuit het oosten en zuiden in Zuid-Limburg en België aankwamen. Die boeren versierden hun aardewerk door er banden met versieringen in aan te brengen, vandaar hun naam. Oorspronkelijk afkomstig uit het middenoosten, hadden deze boeren zich verspreid langs de vruchtbare lössgronden van Midden-Europa. Zij brachten een rijke cultuur mee en woonden in grote opvallend lange boerderijen. Hun akkers leverden emmertarwe en eenkoorntarwe. Daarnaast hielden ze vee. Hoe de ontmoetingen met de jagers en verzamelaars uit onze streken er uitgezien hebben, en of er naast ruilcontacten nog andere banden werden onderhouden, is vooralsnog onduidelijk.