Volgens sommigen (maar ze geven geen bronvermelding) is de haven aangelegd in opdracht van Willem van Duvenvoorde, vermoedelijk ca 1335. Mogelijk is dit een verkeerde interpretatie van de aanleg van de ’s-Gravenmoerse Vaart in dat jaar. In ieder geval bestond hier vóór 1421 een havenkanaal. In het extract uit de domeinrekening van 1430/1431 wordt terloops een vaart genoemd. Dat lijkt niet een inbraakgeul als gevolg van de Sint-Elisabethsvloed van 1421. Dit wijst erop dat de vaart naar Oosterhout in 1430 al bestond. Hij moet dus vóór de overstroming dateren. Het noordelijke deel van deze 2,5 kilometer lange vaart lijkt in het getijdengeweld van na 1421 verdwenen te zijn. Dat deel werd vervangen door een van de getijdengeulen. In de landmeting in 1563 door Cornelis Pieters wordt deze geul de Oosterhoutse Vaart genoemd. Bij de bedijkingsplannen is steeds sprake van dijken of kaden die langs deze vaart moeten worden aangelegd. De lengte daarvan wordt opgegeven als 1200 roeden (4,5 km) wat wel wat lang is: het is hooguit 3,8 kilometer. De havengeul werd opengehouden door het Gooikensgat als spuikom te gebruiken.