Kort na 1600 wordt de Baronie, en daarmee ook Oosterhout, getroffen door een pestepidemie. In oktober 1602 werd die zo erg dat het vrijheidsbestuur besloot een pestmeeste in dienst te nemen. Pauwels Jansz. Smoleners wilde dat gevaarlijke werk wel doen voor tweehonderd gulden per jaar. Op 17 juli 1603 stierf hij zelf aan de gevaarlijke, besmettelijke ziekte. Het resterende jaarsalaris werd netjes uitbetaald aan zijn weduwe. Zijn opvolgster was Anthonie Jan Wouter Gielisdochter, de weduwe van Harmen de kleermaker. Zij kreeg maar honderdvijftig gulden per jaar, maar zij hoefde dan ook de besmette huizen niet binnen te gaan. Ze mocht voor de deur blijven staan en daar met de zieken spreken en ze aanwijzingen geven. In 1604 en 1605 maakte de pest heel veel slachtoffers. Gramaye, een oude geschiedschrijver, beweert later dat er 2700 slachtoffers waren, maar dat lijkt de historici van nu nogal overdreven.