De gereformeerde kerk stichtte een eigen armenzorg: de diaconie. Daarmee veranderde ook de positie van de Tafel van de Heilige Geest; die bedeelde voortaan in de praktijk alleen de katholieken. Ze werd nu ook wel ‘de grote armen’ genoemd, in tegenstelling tot de diaconie, die ook wel de ‘kleine armen’ werd genoemd. De pastoor spant zich in om meer zeggenschap te krijgen over de Tafel van de Heilige Geest; de bestuurders van Oosterhout zijn steeds meer van gereformeerden huize en de pastoor vindt het niet gelukkig dat zij de controle hebben over wat hij nu ziet als katholieke armenzorg.