De katholieken hadden zoveel mogelijk spullen uit de Sint-Jan op tijd in veiligheid gebracht. De katholieke notabelen sloten een onderlinge overeenkomst om de geestelijkheid aan een nieuw inkomen te helpen, zodat ze hun werk konden blijven doen. In 1652 zijn er twee paters en een kanunnik aan het werk: pater Noppen, pater Eynathan en Jan Riemslag. Middelwijk, Horst en Den Hout kregen een schuurkerk. De kerkmeesters hadden tevoren aan de schout van Oosterhout, jhr Arend Coenen, gevraagd om voor deze regeling een oogje dicht te willen knijpen. Die was immers in strijd met alle Haagse wetten. De schout, die zelf gereformeerd was, wilde dat wel, maar hij moest er wel voor betaald worden. Dat heette recognitie betalen. Rond 1700 kreeg hij jaarlijks 390 gulden aan ‘recognitiën’. De schout en zijn opvolgers handhaafden de Haagse wetten niet, zij kregen liever betaald.