In 1693 blijkt het gebied ten westen van de vaart en ten zuiden van het Vrachels Gat (een kreekje) en ‘des proosten watersloot’, groot 105 bunder (135 ha), wateroverlast te hebben. Men wierp langs de vaart een kade of dijk op met twee sluisjes. In de polder werden vier schouwsloten aangewezen en er kwam een polderbestuur van dijkgraaf en gezworenen. Het schijnt in 1693 dan toch echt tot een bedijking gekomen te zijn, want in 1695 kwam men met praktische problemen te zitten. Vanaf het Hoge liep er water de Westpolder in, en dat moest langs de Goorstraat oostwaarts naar de Rul en zo naar de Oosterhoutse haven worden afgevoerd. De Westpolder (in beperkte zin) als bewinterdijkte polder dateert dus uit 1693-94.