In het Broek ontstaan in de late zeventiende eeuw een aantal polders. Deze zijn omgeven door kaden en dijken. Sluizen dienen om het water in- en uit te laten. In de archieven bevinden zich veel bestekken van waterstaatswerken. Deze branche kent zijn eigen jargon. Zo wordt in 1708 bedongen dat de aannemers van een kade verplicht zijn het werk ‘wel te scherven en dan oversooden’. Ze moeten de kade afdekken met stevige zoden van tenminste 5 Bredase duim (= bijna 13 centimeter) dik. Ze moeten die ‘wel net int verband setten en sluijten’ zodat er een gesloten grasmat ontstaat. De meeste sluisjes zijn dan nog van hout. Omdat de techniek van houtconservering nog maar nauwelijks bestaat, rot een sluis vaak in enkele decennia weg. Dan is het weer tijd voor een nieuw bestek en een nieuwe openbare aanbesteding. Hebben de aannemers weer even werk.