Napoleon zag de armenzorg als een overheidstaak. Hij verplichtte in 1811 alle bijzondere armenadministraties tot samengaan in het Bureau de Bienfaisance (het bureau van weldadigheid). De fondsen der rooms-katholieken armen van het Oost en Westkwartier en die van Dorst werden samengevoegd. Zoals ook elders wisten de diaconie-armen hieraan te ontkomen; zij bleven op de oude voet doorfunctioneren.