De godsdienstvrijheid stelde ook de joden in staat zich ergens blijvend te vestigen. Tot dan hadden ze meestal een reizend bestaan geleid. In Oosterhout was er rond 1820 een kleine joodse gemeenschap van dertig à veertig personen: zes families, die merendeels aan elkaar verwant waren. Officieel waren ze in 1821 ingedeeld bij de Bredase synagoge, maar ze kerkten daar niet omdat dat ’ruim twee uur gaans’ was. Hun gebedsdiensten hielden ze bij koopman Jonas Hartog de Jong aan huis in de Sint Janstraat. In 1851 woonden er 28 joden in Oosterhout.