Alleen het aantal volwassen mannelijke werkzoekenden werd geregistreerd. Vrouwen en jongeren niet; zij hadden ook geen aanspraak op wat voor uitkering dan ook. Toch bestond in die tijd 21-23 % van de totale beroepsbevolking uit vrouwen. In de kerkdorpen en buitengebieden kwam weinig geregistreerde werkloosheid voor, maar daar nam de verborgen werkloosheid in het boerenbedrijf toe. In de niet-agrarische beroepen was een op de vijf mannen in de winter werkloos en op het hoogtepunt van de crisis zelfs een op drie. We moeten daarbij bedenken dat winkeliers en horecaondernemers hun omzetten en dus ook hun inkomen zagen slinken, soms tot onder het bestaansminimum. Dat was, net als bij de boeren, ook een soort verborgen werkloosheid die niet werd geregistreerd en waarvoor ook geen uitkeringen bestonden.