Veepest, longziekten bij koeien, mond- en klauwzeer kwamen veel voor. Wat de oorzaak was, wist men toen nog niet en er waren evenmin goede bestrijdingsmethodes. Wel zag men dat de ziekten besmettelijk waren. Tussen 1840 en 1850 had men veel last van de ‘longziekte’. De boeren wilden toen met hun vee niet meer naar de veemarkt, uit angst voor besmetting. Ze verkochten hun koeien liever rechtstreeks aan opkopers die aan de stal kwamen. Voor de jaarmarkten had dat tot gevolg dat die veel minder mensen aantrokken. Dat betekende dus ook voor de Oosterhoutse handelaren, winkeliers en cafés veel minder klanten.