Omdat katholieken en hervormden het niet eens konden worden over de verdeling van de kerkgoederen van de Sint-Jan (dat had koning Lodewijk Napoleon bij de teruggave zo bedongen) besloot men alle bezittingen op een openbare veiling te verkopen. Van de opbrengst moesten, op last van Willem I, eerst alle schulden van de gereformeerden betaald worden. Van de rest (2.506 gulden) kwam tweederde ten goede aan de katholieken, eenderde aan de hervormden. De katholieken waren over deze gang van zaken erg boos. Zij kochten op de veiling alle bezittingen op en gaven die terug aan de parochie van Sint-Jan.